Als de tante van Mariken van Nieumeghen hoort dat de kasteelheer van Grave de oude hertog Arent heeft vrijgelaten, en dat hij feestelijk ontvangen is in ’s-Hertogenbosch barst zij bijkans van woede. Nu zal, vreest zij, de jonge hertog, voor wie zij partij trok, het onderspit delven. Zo onverdraaglijk is haar deze gedachte dat zij besluit een eind aan haar leven te maken. Zij neemt een “opsteker” en plant die in haar strot. Honend kijkt de duivel toe. “Partie ende nidicheyt baet der hellen menich millioen” (439), luidt zijn commentaar.
In de vierde van de negen houtsneden die de druk van Willem Vorsterman van ca. 1515 verluchten – afgedrukt in de editie-Coigneau, en in het artikel van F.W. Willemsen in Spektator 2 (1972-1973), afl. 6, p. 349-359 en 348 – zien we een vrouw op de grond zitten die zich een zwaard in de keel gestoken heeft. Op de achtergrond zien we de ziel in babygedaante door twee duivels door de lucht afgevoerd worden. Jammer dat de techniek mij niet toestaat de houtsnede hier te reproduceren.
Wie de moeite neemt deze houtsnede te bekijken, kan zich met mij over een aantal dingen verbazen.
1) Waarom ziet de vrouw die zich van kant maakt, eruit als het meisje in de houtsneden 1, 2, 5 en 6, en niet als de vrouw in houtsnede 2 die model staat voor de tante?
2) Hoe komt de vrouw aan een zwaard?
In de tekst is sprake van een “opsteker”, zeg maar dolk. Op de houtsnede zien we iets dat meer op een zwaard lijkt. Hoe komt een vrouw (als Marikens tante?) aan een zwaard, en sinds wanneer kan zij dat hanteren?
3) Waarom is de vrouw linkshandig?
Op linkshandigheid rust gedurende de Middeleeuwen, en nog lang daarna, een taboe. Je linkerhand is je vieze hand. Met je linkerhand veeg je je reet af. Een hoofse vrouw plast door de vingers van haar linkerhand om geen geklater te laten horen, dat was dorper. Je linkerhand gebruik je voor zwarte magie. Maar zelfmoord plegen? Nee, dat doe je met je rechterhand.
4) Waarom pleegt zij op deze manier zelfmoord?
Stel u wilt zichzelf euthanaseren met een mes, hoe doet u dat? Als u het bij een poging wilt laten, snijdt u zich de polsen door. Is het u ernst dan zet u het mes op uw borst, stoot het richting hart, en valt voorover. Succes verzekerd. Kijk maar naar Floris als hij zich omwille van Blancefloer met de schrijfstift die hij van haar gekregen heeft, van het leven wil beroven. [Dat een schrijfstift daarvoor gebruikt kon worden, lezen we bij Suetonius, die beschrijft hoe Julius Caesar zich tijdens de aanslag in de senaat met zijn griffel verdedigt en iemand die hem bij zijn keel gegrepen had de pols doorboort.]
Tot op heden ben ik nog maar één ‘middeleeuwer’ tegengekomen die zich van het leven berooft door zich het mes op de keel te zetten: Pontius Pylatus. De tekst is bij mijn weten (nog) niet uitgegeven, maar staat in het Comburgse handschrift, pal na de Reynaert. Het is getiteld Van Pylatus gheborte ende sine doot. Een fabeltastisch, waar gebeurd verhaal over een koning Tyrus die in de sterren ziet dat als hij die nacht een zoon zal verwekken, die zoon een groot heerser zal worden. Vervelend genoeg is hij op reis en is zijn echtgenote niet in de buurt. Dus dan maar een andere vrouw gezocht en gevonden: Pyla, de dochter van een molenaar, Atus geheten. Omdat Tyrus na de verwekking meteen weer opstapt, zonder zijn naam bekend te maken, noemde zijn moeder het kind toen maar Pylatus.
Op driejarige leeftijd, d.w.z. als hij van de borst is, wordt hij naar het hof gestuurd. Daar groeit hij op met zijn ongeveer even oude halfbroer. Uit nijd doodt Pylatus zijn halfbroer en voor straf wordt hij naar Rome gestuurd. Daar vermoordt hij, wederom uit nijd, de zoon van een Frans edelman die daar voor hetzelfde zat. De Romeinen besluiten hem al rechter naar het eiland Pontes te sturen. Het volk daar is zo slecht, dat alleen iemand die nog slechter is ze de baas kan. Het lukt, en zo komt hij aan zijn volledige naam, Pontius Pylatus. Hij sluit vriendschap met Herodes en staat de Joden toe Jezus uit nijd te doden.
Om keizer Tiberius die zich over dit onschuldig gestorte bloed zou kunnen vertoornen, tevreden te stellen, stuurt hij een vertrouweling, Adroanus geheten, met schepen en geschenken naar Rome. Door een storm belandt de vloot in Galicië, te Sint Jacobs. Daar heerst de Romeinse landvoogd Vespacianus, die zijn naam dankt aan de wormen (vespa) in zijn neus. ‘Jammer’, zegt Adroanus, ‘in Jeruzalem hadden wij iemand die dat ongetwijfeld had kunnen genezen, maar die is helaas nu dood.’ Miraculeus genoeg blijkt het geloof dat deze wonderdokter hiertoe inderdaad in staat zou zijn voldoende om hem van zijn wormen te verlossen. In Rome hoort keizer Tiberius die aan lepra lijdt, ook van de Joodse gebedsgenezer, en via zijn vertrouweling Albanus, vraagt hij Pontius Pylatus hem naar Rome te sturen. Pontius houdt Albanus aan het lijntje, maar kan niet verhinderen dat deze kennis maakt met Veronica, die Jezus’ gelaat in een doek bezit. Samen gaan ze naar Rome, genezen Tiberius en vertellen wat er gebeurd is. Pontius Pylatus wordt gearresteerd en ter dood veroordeeld. “Als pylatus dit verstoet doe nam hi een mes ende sneet hem seluen de storte ontwee.” (fol. 216ra).
Het zichzelf de keel doorsteken is gedurende de Middeleeuwen geen realiteit, geen zelfmoordtechniek, maar een iconografisch tafereel. Het is een verbeelding van de hoofdzonde ‘Ira’ (woede). Tante is woedend, des duivels, letterlijk en figuurlijk. Om dat te onderstrepen verhangt zij zich niet, of springt zij niet van een toren, of verdrinkt zich in de Maas (wat zij Mariken toewenst), maar steekt zij zich een mes/zwaard in de keel.
De houtsneden van Mariken van Nieumeghen vallen uiteen in twee stijlgroepen. De eerste zes zijn met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid ‘oud’. Ze illustreren gebeurtenissen te Nijmegen. De Antwerpse jaren zijn niet in beeld gebracht. De laatste drie houtsneden zijn ‘jong’. Ze horen bij de sacramentale omwerking van dit van oorsprong volksdevotionele mirakelverhaal.
Behalve in de derde houtsnede zijn alle personen in de eerste zes linkshandig afgebeeld. De man en vrouw zwaaien het meisje vriendelijk met hun linkerhand uit, de mannen op de markt te Nieumeghen ballen hun linker vuist.
De verklaring moet gezocht worden in de manier waarop deze houtsneden tot stand kwamen: het zijn kopieën. Een afdruk is een positief. Snijd je die na dan krijg je een negatief. Druk je dat af dan krijg je een afbeelding die spiegelbeeldig is ten opzichte van het origineel.
Maar hoe zit het dan met de derde houtsnede. Daarop zien we het meisje (Mariken?) en een man met hoorns (Moenen?). De hoorn hebben waarschijnlijk als functie de persoon in kwestie als duivel te typeren. De man steekt zijn rechterhand uit, het meisje draagt haar mandje rechts. Zoals het hoort. Hoe kan dat?
Het kan omdat deze houtsnede uit een ander boek komt! Kijk maar naar de kleding van het meisje.
Uitgerekend deze houtsnede komt ook voor in een andere Vorsterman-druk: de prozaroman Margarieta van Lymborgh (1516). Omdat de houtsneden die Mariken van Nieumeghen illustreren ook al voorkwamen in Mary of Nemmegen, de Engelse vertaling van Jan van Doesborch – men veronderstelt dat de houtsneden van Willem Vorsterman kopieën zijn van de houtsneden van de druk van Jan van Doesborch – is men er altijd vanuit gegaan dat Willem Vorsterman zijn Margarieta van Lymborgh geïllustreerd heeft met een houtsnede uit Mariken van Nieumeghen. Daaraan dankt de Mariken ook haar datering ca. 1515, want Margarieta van Lymborgh dateert van 1516. Dat is zeker.
Kijken we nu nog eens naar die houtsnede 3. De man lijkt niets aan zijn ogen te mankeren. Links op de achtergrond zien wij bloemen ... Op de andere houtsneden komen geen bloemen voor. Vergis ik mij, of zijn het margrieten?
Date: Mon, 24 Oct 1994 13:52 +0100 (MET)
From: Willem Kuiper <kuiper@alf.let.uva.nl>
Subject: Col: 9410.17: Column Willem Kuiper, no. 11:
Het mes in de keel
Het mes in de keel
Geen opmerkingen:
Een reactie posten