In zijn column ‘Een digitale ivoren toren voor de geesteswetenschappen’ [Neder-L 0001.14] trekt magister Marc van Oostendorp – die ik ken als een mild en aimabel man – onverwacht fel van leer tegen de vorige maand gepubliceerde NWO beleidsnota Een digitale bibliotheek voor de geesteswetenschappen. Volgens Willem Kuiper, die daar meer verstand van heeft dan ik, is die nota helemaal zo slecht nog niet, en worden er hele zinnige observaties en uitgangspunten in geformuleerd. Bovendien, vertelde hij mij, als je kijkt naar de matige respons van de nota bene selecte groep onderzoekers (krap 50 procent) op de enquête die mede de grondslag vormt voor deze beleidsnota, dan treft het ivoren toren-verwijt veeleer de wetenschap(pers) zelf.
Niet dat er geen gekke dingen in staan. Neem bijvoorbeeld deze: “Het wetenschapsgebied (sc. geesteswetenschappen) kreeg immers vorm toen de humanisten de klassieke cultuur herontdekten ...” (p. 15). Alsof wat ik deed geen geesteswetenschap was?! Wel eens Der naturen bloeme gelezen? Alexanders geesten misschien? Historie van Troyen soms? En dan heb ik het nog niet eens over mijn Scolastica en mijn Spiegel historiael. Alsof ik mijn klassieken niet kende! Begrijp me goed, ik heb niets tegen die zogenaamde Humanisten. Als ik toen geleefd had, zou ik ook Humanist geworden zijn. Maar om nou dat vooroordeel te blijven herhalen als zou de geesteswetenschap pas begonnen zijn met die Humanisten ... Laat me niet lachen!
Maar daar wilde ik het niet over hebben. Het gaat mij om de manier waarop magister van Oostendorp zich uitlaat over een voorstel omtrent een integrale editie van mijn werken (p. 35-36): “Een project dat in deze nota zo vaak genoemd wordt dat je de indruk krijgt dat dit er in ieder geval wel zal komen”, sneert hij. Ik mag lijden dat hij gelijk krijgt.
Waar het om gaat, is dat mijn werk nogal gehavend is overgeleverd. Van mijn dissertatie Alexanders geesten is maar één handschrift bewaard gebleven, en hetzelfde geldt voor mijn Historie van Troyen, wat ik persoonlijk mijn beste werk vind. Bovendien zijn die twee handschriften respectievelijk 150 en 200 jaar jonger dan mijn autografen en opgetekend in een heel ander taaltje dan waarin ik ze zelf geschreven heb. Het is dat ik weet dat ze van mij zijn, anders zou ik ze misschien niet eens herkennen ...
Wat dat betreft heb ik niet te klagen over Der naturen bloeme en Scolastica. Die zijn niet alleen in dertiende-eeuwse handschriften bewaard gebleven maar ook nog eens gekopieerd door iemand die ik nog gekend heb. Dat zit dus wel goed. Een geval apart is mijn Spiegel historiael. Heb ik helaas niet afgekregen. Heb ik mij in de maag laten splitsen door de graaf van Holland. Die wou zo nodig op de Franse tour en beloofde mij gouden bergen als ik voor hem zou maken wat broeder Vincent voor koning Louis had gemaakt. Gekkenwerk! Ik alleen doen wat zij met zijn allen deden ... Maar ja, ik kan geen nee zeggen, en aan de andere kant leek het me ook wel een uitdaging, dus ik ben eraan begonnen. Van die gouden bergen heb ik overigens weinig gezien. Op een gegeven moment – wij schreven toen 1288 – zag ik het absoluut niet meer zitten, burn-out schijnt dat tegenwoordig te heten. Kort daarop werd ik ziek en definitief uit mijn lijden verlost. Vanden lande van over zee is helemaal niet van mij. Alsof ik de enige was die Jacob heette.
Om mijn verhaal af te maken, die Spiegel historiael van mij die bewaard is gebleven in dat boek voor de heren van Gavere ziet er heel anders uit dan de Spiegel die ik zelf voor graaf Florens gemaakt heb. Wat ik gemaakt heb, is een boek om uit vóór te lezen. Maar wat ze er na mijn dood van gemaakt hebben is een naslagwerk. Kun je zien als je de Neurenbergse fragmenten van mijn Eerste Partie naast dat boek van die heren van Gavere legt. Kun je ook zien dat de aandacht wel erg naar het uiterlijk gegaan is. Ik ben de eerste om toe te geven dat er prachtige miniaturen in dat boek staan, maar met de tekst is het nodige mis. Er staat geen naam in of hij is verminkt. Om gek van te worden!
Toen mijnheer Viskil van NWO bij mijn vriend Willem Kuiper op bezoek kwam om hem te raadplegen over de digitalisering van de middeleeuwse letteren, legde hij hem uit dat een integrale editie van mijn handschriften – niet werken – een wonderschoon project zou zijn. Het is overzienbaar, krachtvoer voor filologen, letterkundigen, taalkundigen, dialectologen, stemmatologen, codicologen, paleografen en kunsthistorici, en als je de teksten op eigennamen excerpeert, indexeert en annoteert heb je een sluitend referentiekader van wat een geletterd mens in mijn tijd wist.
Kennelijk heeft dat plan zoveel indruk op mijnheer Viskil gemaakt dat hij het meer dan eens in die beleidsnota noemt, en nou is magister van Oostendorp jalours omdat ik er vaker in sta dan zijn Laurens Janszoon Coster. Vind je het gek? Die Laurens Janszoon Coster heeft helemaal nooit bestaan. Deze coster wél!
Jacob, de coster van Merlant.
Date: Mon, 17 Jan 2000 20:28:44 +0100
From: Jacob van Merlant <jacob.van.merlant@hemel.org>
Via: Willem Kuiper <Willem.Kuiper@hum.uva.nl>
Subject: Col: 0001.15:
Over mijn Verzamelde Werken
Geen opmerkingen:
Een reactie posten