maandag 1 juli 2013

Neder-L column 20 : O.K. Simpson


Ten tijde van Pippijn, koning der Franken, werden er twee jongetjes geboren die wonderbaarlijk veel op elkaar leken. De één was de zoon van de graaf van Alverne, de ander de zoon van een ridder, Bericaen geheten. Toen ze door hun ouders naar Rome gebracht werden om daar door de paus gedoopt te worden, ontmoetten zij elkaar in de stad Lucca. Daar werden zij vriendjes en samen reisden zij verder naar Rome. Zo groot was hun vriendschap en eensgezindheid dat de één niet zonder de ander wilde eten of in een andere kamer slapen. En nadat ze aan paus Deusdedit overhandigd waren, werden ze door hem gedoopt. De zoon van de graaf noemde hij Amelius, de zoon van de ridder Amicus.

Zo begint het levensverhaal van Amicus en Amelius in het Speculum historiale (1256), de ultieme historische encyclopedie, geschreven voor de Franse koning Lodewijk de Heilige (1215-1270) door een dominicanen collectief onder leiding van Vincent van Beauvais (ca. 1190-1264).

Na hun doop gaan de jongens weer naar huis en groeien daar op. Als Amicus dertig jaar geworden is, sterft zijn vader. Zijn opvolging stuit op verraad. Amicus wordt gedwongen te vluchten en hij besluit hulp te zoeken bij Amelius. Die blijkt helaas niet thuis, want Amelius was nu juist op zoek gegaan naar Amicus omdat hij gehoord had dat zijn vriend zwaar in de penarie zat. Uiteindelijk besluiten beiden naar het hof van Karel de Grote en diens vrouw Hildegard te gaan omdat men daar gastvrij is en een onrechtvaardig verdrevene in bescherming neemt. Daar vinden zij elkaar terug en tevens onderdak. Wat heet. Amicus wordt aangesteld als schatbewaarder en Amelius als tafelmeester. Hogere vertrouwensfuncties vallen er nauwelijks te vergeven: Geld is macht – denk maar aan de compromisbereidheid van koning Nobel als die hoort dat Reynaert over voldoende middelen beschikt om een staatsgreep te financieren – en wat gif door het eten of in de wijn doen was gedurende de Middeleeuwen de makkelijkste manier om iemand uit de weg te ruimen.

Na drie jaar trouwe dienst gaat Amicus AWOL. Hij vindt het de hoogste tijd zijn vrouw weer eens op te zoeken. Tijdens zijn queeste naar Amelius had een van zijn gastheren hem diens dochter als vrouw aangeboden en Amicus had haar gehuwd, was anderhalf jaar bij haar gebleven, maar had daarna zijn zoektocht voortgezet.
    Amicus brengt Amelius van zijn voornemen op de hoogte, zegt hem dat hij zo snel mogelijk zal terugkeren en waarschuwt hem voor twee dingen: 2) pas op voor de dochter van de koning, maar 1) pas nog meer op voor de verraderlijke Hardericus!

In het Oudfranse chanson de geste Amis et Amiles heeft de dochter een naam: “Belissans a la clere fason”, Belissans met het stralende gezicht. Ze haat Hardrez en is smoorverliefd op Amiles. Zo zeer heeft zij haar zinnen op Amiles gezet dat ze hem meer dan eens tracht te verleiden. Tevergeefs. Totdat ze van Amis’ afwezigheid gebruik maakt, stilletjes naar Amiles’ slaapkamer sluipt en stilletjes bij hem in bed kruipt.
    Amiles, die vrouwenvlees ruikt, maar in het stikkedonker onmogelijk kan zien wie er bij hem in bed gekropen is – hooguit een vermoeden heeft – bezweert de ongenode gaste als zij een hooggehuwde vrouw dan wel Karels dochter is alsjeblieft weg te gaan. Maar als zij van geringe afkomst is of een kamenierster, of ze dan alsjeblieft wil blijven, hij zal haar de volgende morgen belonen met honderd zilveren penningen, een klein vermogen.
    Belissans, één brok vrouwenlist in topvorm, zegt er geen eentje. Zwijgend kruipt ze tegen Amiles aan. En als die haar gracieuze en delicate lijfje voelt en haar borstjes die “par un petit ne sont dures com pierres” dan ... Lang kan zij echter niet van haar triomf genieten, want de verrader Hardrez betrapt hen, zet een keel op en gaat het aan vader Karel vertellen.

Bij Vincent gaat het er wat minder poetisch aan toe: “Amelius vero super regis filiam oculos iniecit, et eam quam citius potuit oppressit.” Dat is heel cru, te cru haast om te vertalen: Amelius liet zijn oog op de koningsdochter vallen en rampetampte haar zo snel als hij kon. Afwijkend van het chanson de geste is ook dat Hardericus er geen weet van heeft. Het is Amelius zelf die in een loslippige bui zijn geheim aan Hardericus verklapt, met als gevolg dat die het op een onverwacht moment in Amelius’ bijzijn aan Karel vertelt. Amelius valt ter plekke in katzwijm.
    Karel, die een zwak heeft voor Amelius weigert in dit flauwvallen het levende bewijs van de juistheid van de aanklacht te zien. Hij helpt Amelius vriendelijk overeind en moedigt hem aan zich tegen Hardericus’ beschuldiging te verweren. Amelius vat moed en zegt dat men Hardericus niet moet geloven. Hij biedt een tweekamp aan waarin God zal laten zien wie loyaal is en wie een ‘dief’. Amelius staat zelfs zo goed aangeschreven dat koningin Hildegard in hoogsteigen persoon bereid is borg voor hem te staan.
    Als Amicus terugkomt en hoort wat er gebeurd is, scheldt hij hem eerst verrot. Daarna stelt hij voor van kleding te wisselen. Hij stuurt Amicus van het hof weg, begeeft zich als ware hij Amicus naar het strijdperk en zweert daar Karels dochter niet geschonden te hebben. Zijn gelijk blijkt uit de slag waarmee hij Hardericus onthoofdt.

Aan deze zaak moest ik denken toen ik hoorde van de verontwaardiging over de uitspraak in het proces O.J. Simpson. Deze zwarte sportheld werd ervan verdacht zijn ex-vrouw en haar nieuwe vriend vermoord te hebben. De politie-agent die als kroongetuige optrad, stond echter als een racist te boek. Hij zou dus het bewijsmateriaal gemanipuleerd kunnen hebben. Althans dat beweerde de verdediging. De jury die in meerderheid zwart was, achtte Simpson daarom niet schuldig.
    Een schoolvoorbeeld van rechtspraak als middel, niet als doel. Waar of niet-waar hangt af van wat men wil dat waar is. Een onwelgevallige waarheid is een leugen, een welgevallige leugen een waarheid. Rechtspraak dient geen abstract, verheven doel, maar een concreet: in het geval van Simpson had het er alle schijn van dat zwart Amerika wilde dat het niet waar was.
    Het Amerikaanse rechtssysteem leent zich optimaal voor dit misbruik c.q. gebruik. Om te beginnen is er jury-rechtspraak. De kolonialisten die aan de basis van de American Way of Live staan, waren emigranten. Landverhuizers die omwille van het geloof of wegens onderdrukking de weg naar de Nieuwe Wereld insloegen. De overheid is voor hen per definitie een vijand. Daarom betalen ze amper belasting, dragen zij wapens om zichzelf te verdedigen, en vertrouwen de rechtspraak aan de medeburger toe. Die zal door de sociale controle altijd een uitspraak doen die de gemeenschap behaagt, als de verdachte al niet eerder gelyncht werd. Dit lukt des te beter omdat de waarheidsvinding niet tijdens het vooronderzoek plaatsvindt, maar ter gerechtszitting, een ideale voedingsbodem voor intimidatie en manipulatie.

Het middeleeuwse rechtssysteem was tweeledig, je had kerkelijk recht voor geestelijken, wereldlijk recht voor leken. Het lekenrecht was een mengeling van Romeins en autochtoon recht. Essentieel was of je een vrij man was of niet. Vrouwen waren geen rechtspersoon. Uit haar naam sprak de vader, de voogd, de man of een broer. Onvrije mensen konden met tortuur tot een bekentenis gedwongen worden. Vrije mensen mochten niet gemarteld worden om te kijken of ze het gedaan hadden, maar wel als ze het gedaan hebben. Dit om de gewenste bekentenis te krijgen. Technisch bewijs van schuld werd onvoldoende c.q. onbevredigend geacht.
    De adel onttrok zich zo veel mogelijk aan rechtspraak. Door intimidatie van de tegenpartij trachtte zij in eerste instantie het niet tot een klacht te laten komen, immers: geen klacht, geen recht. En kwam het tot een zaak dan beriep zij zich op het recht op een godsoordeel, een tweekamp waarin God ervoor zou zorgen dat degene die het gelijk aan zijn zijde had, ook inderdaad zou overwinnen. Nu is het een bekend verschijnsel dat iemand die voor een goede zaak vecht tot een grotere prestatie in staat is dan iemand die weet dat hij fout zit, maar de praktijk en de literatuur leerde dat het godsoordeel zo vaak en zo gemakkelijk gemanipuleerd kon worden dat door de hierboven genoemde Lodewijk de Heilige in 1260 de gerechtelijke tweekamp werd afgeschaft.

P.S. Het leven van Amelius en Amicus is door Jacob van M(a)erlant vertaald in de Spiegel historiael (Partie III, boek 8, kap. 75-83) en apart uitgegeven door J.J. Mak. Zwolle 1954.
    Opmerkelijk is dat Jacob in zijn vertaling ‘weet’ hoe de dochter van Karel heet: Belicent. Blijkbaar kende hij een volkstalige versie van het verhaal.


Date: Tue, 24 Oct 1995 13:57:24 +0100 (MET)
From: Willem Kuiper <Willem.Kuiper@Let.UvA.NL>
Subject: Col: 9510.12: Column Willem Kuiper, no. 20:
O.K. Simpson

Geen opmerkingen:

Een reactie posten