Eind juli was het weer zover, komkommernieuws met een kapitale K. Met het oog op de aanstaande volle maan en het daarop volgende oogstfeest vroeg heksenkring Harderwijk bij de gemeente een stookvergunning aan. Voor vuurrituelen op het strandje van Wolderwijd. Wethouder Van den Beukel was politicus genoeg om niet meteen “Neen!” te zeggen, maar gemeente-ambtenaar Baron was minder diplomatiek: “Wij willen geen vuur in de openbare lucht!” Kampvuurtjes zijn verboden omdat de overheid wil voorkomen dat mensen afval gaan verbranden.
“Ja maar, wij maken helemaal geen groot kampvuur,” sputterde heks Scharrenburg tegen, daarmee doelend op de padvinders die dat wél zouden doen. Om zich vervolgens te beroepen op het gelijkheidsbeginsel: “Wij willen ook ons pad vinden door middel van een vuurtje.” [Ik citeer nog steeds de voorpagina van de Volkskrant van donderdag 25 juli.] Bovendien gaat het om een vuurtje dat gestookt wordt in een vuurschaal die in een vorig leven een barbecue-onderstel was. “Dus als we er een stukje vlees op zouden leggen, is er niets aan de hand.” Barbecuen in de openbare lucht is namelijk niet verboden.
Of heksenkring Harderwijk de fel begeerde stookvergunning krijgt, horen we hopelijk over een week of wat als het college van Burgemeester en Wethouders van dit rechtzinnige vissersstadje uitspraak doen. Ik geef de heksjes weinig kans.
De dinsdag eropvolgend, zeg maar aan de vooravond van de bewuste volle maan, kwam hetzelfde landelijke ochtendblad nog eens op het oogstfeest terug in een artikel over 5 kolommen met als kop: “Een echte heks krenkt nog geen grasspriet” (p. 3). Aan het woord is Lady Bara, zo luidt haar heksennaam. Lady Bara is afkomstig uit Den Haag. Zij is of zegt derdegraads heks te zijn, dat wil zeggen hogepriesteres van de maangodin, de hoogste god die de heksen vereren. Hoe je dat wordt? Door veel van kruiden, planten, kaarsen (sic), bomen, kleuren en planeten te weten. Door wierookgeuren te kunnen maken. En door veel te reizen. Eerst liep Lady Bara bij haar begeleidster in Alkmaar de deur plat, en toen ze daar uitgeleerd was, zocht ze haar heksenheil in Engeland. Ook las ze veel boeken. Haar opleiding vond zijn voltooiing in het overschrijven van het Book of Shadows, hét raamwerk van rituelen. Bijna zouden wij van monnikenwerk spreken, maar het is heksenwerk, en als je uitgeschreven bent mag je je eigen heksenkring beginnen, dertien heksen rond.
“Het gaat goed met de hekserij”, laat Lady Bara weten, “de religie groeit gestaag. Maar we trekken labiele personen aan. Die worden resoluut geweigerd. Hekserij is geen therapie. Je moet stevig in de schoenen staan, geen zwever zijn.”
Hekserij is van alle tijden. Er is geen cultuur waar ook ter wereld of men doet er aan magie. Wij mensen zijn namelijk bang in het donker. Wij worden geboren, wij gaan dood, en wij weten niet waarom, wanneer, waarheen? Wij leven in een wereld die bol staat van ongrijpbare krachten. Wat ligt er meer voor de hand dan te trachten greep op die krachten te krijgen? Een verklaring te zoeken voor het bestaan en er zin aan te geven?
Officiële godsdiensten zijn in de regel gebaseerd op ‘beneficium’: door te offeren vraagt men om een gunst van een hogere macht. ‘Do ut des’, zeiden de Romeinen: Ik geef opdat u geeft. Maar naast het afsmeken van weldaden kende men ook het oproepen van onheil, ‘maleficium’. Beneficium was het werkterrein van de officiële priesterkaste, maleficium werd beoefend door een excentrische minderheid.
Eigenlijk is er geen verschil met de medische wetenschap. Je hebt de artsen die conform de ‘wetenschappelijke’ norm werken, de witte hogepriesters, en daarnaast of daartegenover het alternatieve circuit van natuurgenezers, iriscopisten, iatrosofen, homeopaten, handopleggers, magnetiseurs, voetreflextherapeuten, noem maar op.
Wie bij de één geen gehoor vindt, wendt zich tot de ander. Dat was zo, dat is zo, en dat zal wel altijd zo blijven. Frustreer een mens in zijn verlangens en hij valt van zijn geloof af.
Net als nu bestond er in de Oudheid en gedurende de Middeleeuwen een alternatief circuit, waar men een beroep op deed als normale middelen faalden. Dat kon een tovenaar of een tovenares zijn. Zo iemand beschikte over kennis en macht die soms wel kon bewerkstelligen waar reguliere praktijken te kort schoten. Die macht kon gebaseerd op kennis van de natuur, van de inwendige krachten van organen, edelstenen, kruiden enzovoort, al dan niet ondersteund door boekenwijsheid. Maar, en nu wordt het gevaarlijk, die macht kon ook gebaseerd zijn op de helpende hand van de grote tegenstrever, de vijand, de duivel.
Dat de natuur vol verborgen krachten zat, wist iedereen uit eigen ervaring. Je daarin verdiepen of daar gebruik van maken, daar was volgens velen niets mis mee. Er was dan ook een uitvoerige receptenliteratuur. Zowel in de moedertaal als in de vadertaal, het Latijn, de taal van de echte ingewijden. Zo vond ik in een medisch handschrift – in de UB van Gent, als ik me niet vergis – de volgende remedie tegen een vaak voorkomende kwaal: stel je bent dolverliefd op een vrouw, maar zij ziet je absoluut niet zitten. “Men neme,” schreef het recept voor, “een krolse kater, hale daar het hart uit, en wanneer men nu de vrouw die men begeert daarmede aanraakt dan zal zij toestemmen.” “Probatum est,” stond er in de marge naast geschreven, wat zoveel wil zeggen als: het werkt!
Dat het ware christendom met dit alles weinig op had, zal u duidelijk zijn. Dat stond al vijandig tegenover de gewone medische wetenschap. In de wereld van de Legenda aurea is élke arts een handlanger van de duivel. De Zeven werken van barmhartigheid schrijven voor dat men de zieken moet troosten. Nergens staat geschreven dat men hen moet genezen. Ziekte is ofwel een straf ofwel een beproeving. In beide gevallen dient men te vasten en te bidden.
Maar in de praktijk van alledag kon men niet verhinderen dat onderzoekende geesten op ontdekkingsreis gingen naar de geheimen van de natuur. En waarom ook niet? Deed Aristoteles dat ook niet? Waren de Drie Koningen geen magiërs die in de sterren hadden gelezen dat er een bijzonder kind geboren was? Zolang men God maar voor ogen hield. Althans, dat was de mening van de meeste alchemisten, nigromantici en andere occultisten.
Nigromantie, het bezweren van geesten, was in geleerde kringen tamelijk gebruikelijk, misschien wel net zo normaal als exorcisme, het uitdrijven van duivels. Geert Groote (1340-1384), jazeker, de Geert Groote van de Moderne Devotie, had in zijn jonge jaren een grote belangstelling voor occulte zaken, en hierover in de loop der jaren een respectabel bibliotheekje opgebouwd. Toen hij in 1372 in Deventer verbleef, bij zijn oom Jan van Ockenbroeck, werd hij plotseling ernstig ziek. Zo ernstig dat er een priester bij gehaald werd om hem de sacramenten der stervenden toe te dienen. De parochiepaap weigerde echter dit te doen als Geert niet eerst zijn boeken over magie zou laten verbranden. Wat Geert natuurlijk verdomde. Paap weg.
Maar nadat Geert zijn eigen pis nog eens aandachtig bekeken had en gezien had dat hij ten dode was opgeschreven haalde hij bakzeil. Hij liet zijn occulte boeken verbranden, biechtte, communiceerde en ... genas.
Over hekserij in de Middeleeuwen weten wij feitelijk heel weinig. Het meeste bestaat uit louter verdachtmakingen. Er is wel het nodige over geschreven maar – en hier moet ik Lady Bara gelijk geven – vooral door lieden die tot de zwevers gerekend moeten worden.
Wel weten we dat naarmate de Middeleeuwen hun einde naderden magische praktijken object van Inquisitioneel onderzoek worden. Enkele jaren voor de ontdekking van Amerika verschijnt op last van paus Innocentius VIII een alles behalve onschuldig tractaat, Malleus Mallificarum geheten, in de volkstaal de Heksenhamer, van de hand van twee Rijnlandse Dominicanen, Kramer en Sprenger. Een catalogus van angst, waan en paranoia. Een kleine eeuw later breken de eerste grote vervolgingen uit.
De hedendaagse hekserij heeft met dit alles evenveel te maken als het moderne nudisme met de Wederdoperij. Het is een ‘terug naar de natuur’-reactie tegen de voortschrijdende rationalisering en technocratisering van onze maatschappij.
Daarom Burgemeester en Wethouders van Harderwijk. Als die heksjes van u bij volle maan op het strandje van Wolderwijd een vuurtje willen stoken, nadat ze eerst een heksenkring in het zand getrokken hebben en die symbolisch hebben schoongeveegd, laat ze!
Date: Mon, 19 Aug 1996 10:24:26 +0200
From: “Willem.Kuiper@let.uva.nl” <Willem.Kuiper@let.UVA.NL>
Subject: Col: 9609.08: Column Willem Kuiper, no. 27:
Over heksen en heksjes
Over heksen en heksjes
Geen opmerkingen:
Een reactie posten