maandag 1 juli 2013

Neder-L column 30 : Lachen om list en lust


Lachen om list en lust. Zo luidt de titel van het pas verschenen proefschrift van collega Fred Lodder. Het handelt over een van de stiefkinderen van de Nederlandse letterkunde, de zogeheten ‘boerden’. Voor wie dat niet weet, boerden zijn dertiende- en veertiende-eeuwse, vaak obscene, komische vertellingen in gepaard rijmende verzen. Gelukkig is die benaming niet, omdat het woord gedurende de Middeleeuwen niet als genreaanduiding gebruikt werd, maar als waardeoordeel. Bij Jacob van M(a)erlant is boerde synoniem met ‘gelogen’.
     In Frankrijk, waar er 127 bewaard zijn gebleven tegenover zo’n 16 à 17 in ons taalgebied, noemt men ze fabliaux, letterlijk ‘fabeltjes’. Ook geen terminologische voltreffer, immers onder een fabula verstond men gedurende de (Oudheid en) Middeleeuwen een verhaal dat niet waar is en niet waar kan zijn – vandaar ook dierfabel: dieren kunnen immers niet praten. Boerden en fabliaux zijn realistisch en spelen zich doorgaans af in een stedelijke entourage, vaak met burgers als personages. Bezien met twintigste-eeuwse ogen hebben ze nog het meest weg van anekdotes: een kort en grappig verhaal met een pointe, dat zich presenteert als waar gebeurd, maar ... se non e vero, e ben trovato.

Zoals de titel van Lodders dissertatie terecht uitdrukt, gaan de boerden over lust en list, en zijn ze om te lachen, wat niet wil zeggen dat ze altijd appelleren aan ons gevoel voor humor. Ik geef een voorbeeld:
Er waren eens twee jonge clerken – twee AIO’s zouden we nu zeggen – die in Parijs gestudeerd hadden en nu blut de thuisreis aanvaard hadden. Onderweg komen zij een bejaarde man tegen – Gobert geheten – die zij om onderdak vragen, wat hen gegeven wordt.
Eenmaal binnen laat de ene clerk zijn lodderig oog op de pronte vrouw des huizes vallen, de ander op de jongvolwassen dochter.
     Tijdens het bereiden van het avondmaal haalt de andere clerk stiekem een ijzeren ring van een pan en steekt die bij zich, terwijl de ene clerk onder het eten zijn blik niet van de vrouw des huizes kan afhouden. Maar zij, noch Gobert heeft iets in de gaten.
     Na het eten worden er drie bedden opgemaakt: één voor de twee clerken, daarnaast het echtelijk bed en dan het bed van de dochter. Voor het voeteneinde van haar bed plaatst de vrouw de wieg (met daarin haar jongste kind).
     Zodra er gesnurk uit het echtelijk bed opstijgt, gaat de andere clerk trippel trappel naar het bed van de dochter. Zijn koude handen vervullen haar vooral met angst voor haar vader. De clerk schuift de ijzeren ring aan haar vinger, zegt dat hij van goud is, waarna zij meestribbelt.
     Als Gobert midden in de nacht buiten gaat pissen, staat ook de ene clerk op. Hij pakt de wieg, zet die voor het logeerbed, kruipt bij de slapende vrouw in bed en steekt van wal.
     Weer binnen vindt Gobert de wieg niet op de plaats waar hij dacht dat hij stond en kruipt daarom het logeerbed in.
     De vrouw des huizes is inmiddels klaar wakker. Ze weet niet wat haar overkomt. Haar verdorde man lijkt herboren ... en dat is vier!
     Uitgespeeld verlaat de andere clerk de dochter en keert terug naar het logeerbed. Zo trots is hij op zichzelf dat hij zijn ‘maat’ wakker port en hem in geuren en kleuren vertelt hoe hij de dochter heeft beetgenomen. Een rechtse hoek is het antwoord, waarna een chaotische vechtpartij volgt.
     De vrouw, die de herrie als storend ervaart, verzoekt ‘haar man’ de ruziende studenten tot zwijgen te brengen, maar maant hem toch vooral aan om een hand voor zijn ballen te houden.
     Met zijn tweeën kunnen ze de oude man wel aan. Ze slaan hem verrot en vertrekken. Moraal: haal geen AIO’s in huis.
Om dit in onze ogen amorele verhaal – de daders gaan vrijuit, de slachtoffers blijven met de brokken zitten – goed te begrijpen, moet de lezer van nu zich realiseren dat men gedurende de Middeleeuwen volstrekt anders dacht over dader en slachtoffer. Net als nu was de dader slecht, maar anders dan nu was het slachtoffer een sukkel.
  Als je een kind van vijf jaar, dat alleen naar school mag lopen, dagelijks op het hart drukt om toch vooral goed op te letten bij het oversteken, want anders kom je onder een auto, en dan word je platgereden, en dan ga je dood ... dan kan het je overkomen dat het kind, geconfronteerd met een overreden kat, geen greintje medelijden met het beest heeft: had die stomme kat maar moeten uitkijken! Met dezelfde ogen moet het hierboven vertelde verhaal gelezen worden.
  Een bejaarde man met een geslachtsrijpe dochter en een baby is het levende bewijs van een niet-eenkennige vrouw. Dat hij beide clerken onderdak verleent, is op zijn zachtst gezegd onverstandig. Een vrouw die niet merkt dat zij begeerd wordt. Een man die dat ook niet in de gaten heeft. Een dochter die zich door een wildvreemde met een ‘gouden’ ring laat bedriegen. De vrouw die beter zou moeten weten, maar blind geniet van de potentie van de clerk. De man die in zijn eigen huis zijn richtinggevoel niet vertrouwt. Alles wat de slachtoffers doen is dom, dom, dom – en omdat zij dom zijn, maken zij zichzelf tot slachtoffer.
  Het verhaal praat het gedrag van die clerken niet goed, maar laat zien wat je kan overkomen als je zo stom bent hen in huis te halen.

Aan dit verhaal moest ik denken bij het lezen van de uitspraak van het gerechtshof te Leeuwarden: man vrijgesproken van verkrachting van een slapende vrouw.
  Het gebeurde is te gek voor woorden. Een man sluipt het huis binnen van een vrouw op wie hij verliefd is en kruipt bij haar in bed. In de veronderstelling dat haar vriend bij haar in bed gekropen is, laat de slaapdronken vrouw dit en nog meer toe. Maar als ze achteraf ontdekt dat het niet haar vriend is, doet ze aangifte van verkrachting.
  Tot grote verontwaardiging van iedereen die ik op de radio over dit voorval hoorde en in de kranten las, sprak de rechtbank de man vrij van de tenlastelegging. De insluiper had gebruik gemaakt van list om zijn lust te bevredigen, niet van dwang of geweld, en dus was er geen sprake van verkrachting. Dit vonnis spot met ons rechtsgevoel, maar een middeleeuwer zou zich rot gelachen hebben.

Een paar dagen eerder echter las ik dat beroepsbokser Fast Eddy, op bezoek bij zijn oude moeder, een inbreker betrapte bij het forceren van de garagedeur. Hij sloeg hem een gebroken kaak en werd daarvoor veroordeeld tot twee maanden cel! Nu zou het de beurt aan de middeleeuwer geweest zijn om geschokt te reageren.


Date: Friday, March 14, 1997 0:38:40 MET
From: Willem Kuiper <Willem.Kuiper@Let.UVA.NL>
Subject: Column Willem Kuiper, no. 30:
Lachen om list en lust

Geen opmerkingen:

Een reactie posten