maandag 1 juli 2013

Neder-L column 28 : De donkere dagen voor Kerstmis (2)


De Legenda Aurea collationerend denk ik wel eens terug aan het natuurkunde-onderwijs uit mijn middelbare schooltijd – op corpusculaire grondslag – en dan speciaal aan het hoofdstuk over kernfysica. Het was niet lang, het was niet moeilijk, maar is in mijn geheugen gegrift door de euforische toon waarmee het geschreven was. Geen woord over de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki en de atmosferische kernproeven die toen nog tot de alledaagse werkelijkheid behoorden. Weinig woorden over het gevaar van radio-activiteit. Een hoopvolle paragraaf over de schijnbaar onbegrensde mogelijkheden voor energie-opwekking door middel van kernsplitsing en kernfusie. Maar wat mij vooral is bijgebleven was de blijde overtuiging dat men door middel van het atoomonderzoek was doorgedrongen tot de bouwstenen van de schepping. Dat levende wezens opgebouwd waren uit cellen wisten we al sinds Leeuwenhoeck, dat die cellen opgebouwd waren uit moleculen, en die moleculen uit atomen, was wetenschappelijk gemeengoed. Maar nu was men erin geslaagd die atomen te splitsen tot de kleinst denkbare deeltjes: protonen en neutronen die samen de kern vormden en elektronen die eromheen draaiden als manen om een planeet of als planeten om een zon. Vooral dat laatste was betoverend, dat het allerkleinste zich gedroeg als het allergrootste. Alsof er een oerconcept bestond waaraan alles onderworpen was. Inmiddels hebben de moderne deeltjesversnellers dit harmonische atoommodel aan nog kleinere flarden geschoten en de heelalvorsers doen ons duizelen met hun quasars en zwarte gaten. Wat eens zo simpel leek ...

Eeuwenlang voor het begin van onze jaartelling trachtten Mesopotamische astrologen de blauwdruk van de schepping uit de sterrenhemel af te leiden. Met een imponerende nauwkeurigheid namen zij verschijnselen in het firmament waar en probeerden die te duiden. Sommige hemellichamen vertoonden zich eenmalig, andere cyclisch terwijl nog weer andere onbeweeglijk in het zwerk geparkeerd stonden. Welk verband bestond er tussen wat daarboven gebeurde en wat zich hier beneden op aarde afspeelde? Dat er een verband was sprak vanzelf – zoals het voor mijn buurman ook volstrekt duidelijk is waarom er een gat in de ozonlaag zit: “Dat schiete ze der zellef in met die rakette!” – en dat wat er daarboven geschiedde superieur was aan wat er op aarde gebeurde evenzeer. Die Assyrische astrologie is samen met de daaruit ontwikkelde getalsymboliek in het Oude Testament terecht gekomen. En de christenen namen het op hun beurt weer over van de Joden. Vandaar dat de wereld in zeven dagen geschapen is, dat de vasten veertig dagen duurt, dat er vier evangelisten zijn – één voor elke windstreek – en twaalf apostelen – voor elk uur één.

Het christendom is semi-dualistisch: er is een goede macht God en een kwade macht, de duivel. Deze machten zijn echter niet gelijkwaardig. Het goede zal uiteindelijk het slechte overwinnen. Maar voor het zover is, worden wij mensen heen en weer geslingerd tussen beide tegengestelde machten. God is goed, de duivel is slecht. Licht is goed, want zonder licht is er geen leven. Dus staat de duivel voor de duisternis, want die symboliseert de dood. Reden waarom wij wit dragen als er feest is en zwart als wij rouwen. Enzovoort. Die zwart-wit, licht-donker, schoon-vuil symboliek is alom tegenwoordig. Ook het jaar is een weerspiegeling van de strijd tussen goed en kwaad. In de loop van vier seizoenen en twaalf maanden zien wij het licht winnen en verliezen. Met feesten moedigen wij het licht aan om het gras te laten groeien en onze oogsten veilig te stellen, met andere feesten trachten wij de duisternis te bezweren, belachelijk en daarmee onschuldig en onschadelijk te maken: vuurwerk, carnaval, midwinterblazen. Het is geen toeval dat de donkere periode op 11 november begint – het feest van Sint Maarten, de grootste Euro heilige – en dat die periode zijn dieptepunt bereikt in de nacht van 24 op 25 december. Vandaar ook dat het christendom, toen het een geboortedag moest kiezen voor Zijn Verlosser, Hem in die nacht geboren liet worden. Zoals men Zijn wegbereider, Jan de Doper, exact een halfjaar daarvoor het levenslicht deed zien op ... midzomerdag. De Drie Koningen waren ook geen koningen, maar magiers, dat wil zeggen dat zij konden lezen wat er in de sterren geschreven stond.

Omdat wij dankzij de Enkhuizer Almanak menen te weten dat 21 juni de langste dag heeft en 21 december de langste nacht zouden we bijna uit het oog verliezen hoe het echt in elkaar zit.


Date: Mon, 19 Dec 1996 10:24:26 +0200
From: “Willem.Kuiper@let.uva.nl” <Willem.Kuiper@let.UVA.NL>
Subject: Column Willem Kuiper, no. 28:
De donkere dagen voor Kerstmis

Geen opmerkingen:

Een reactie posten