maandag 1 juli 2013

Neder-L column 52 : Eer voor goet is myn gemoet


Hoe komt een mens de donkere dagen – ook wel de feestdagen geheten – door? Mijn persoonlijke voorkeur gaat uit naar een winterslaap. Op de avond van het feest van de heilige Martinus van Tours gaan slapen en niet eerder wakker worden dan op de ochtend van Maria Lichtmis. Dat noem ik nou een Stille nacht, heilige nacht!
     Dus dan maar op zoek naar iets anders om niet in het zwarte gat te vallen. Gelukkig ook gevonden, en zoals dat wel vaker gaat, daar waar je het niet zoekt.

U moet weten dat ik in de loop van het afgelopen jaar binnen het Meertens Instituut getransfereerd ben van het Repertorium van Eigennamen in Middelnederlandse Literaire Teksten naar het Repertorium van het Nederlandse lied tot 1600. In het begin was dat even wennen: 16e-eeuws is een heel ander taaltje dan het 13e-eeuws van Jacob van M(a)erlant. Om maar te zwijgen over de penvoering van mijn scribenten!
     Men is nooit te oud om te leren, Al doende leert men, en Oefening baart kunst! Als ik mij niet vergis zijn deze dooddoeners ongeveer even oud als die zestiende-eeuwse liedjes. Maar omdat ik er slecht tegen kan als ik iets niet kan lezen wat er wel staat, kwamen deze volkswijsheden nog uit ook.

Het keerpunt kwam kort voor Kerst. Na maandenlang mijn ogen bedorven te hebben op devote liederen van bedenkelijke kwaliteit in ditto kopieën kreeg ik eindelijk iets in handen dat mijn hart sneller deed kloppen: het liederenalbum van Aefgen, Claes’ dochter, van Giblant.



Dit 129 bladen tellende album (amicorum) werd door iets meer dan een 20-tal (voorlopige telling), zo te zien goed geschoolde handen volgeschreven tussen 1598 en 1601. Het wordt bewaard op de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag onder signatuur 135K36. De inhoud bestaat vooral uit amoureuze liederen, zonder muzieknotatie, maar met een “op de wyse van”. De liedteksten maken – ondanks de stereotype (mythologische) beeldspraak – over het algemeen genomen een uitgesproken persoonlijke indruk. Er zitten zelfs een paar acrostichons op Aefgens naam tussen. Kan het persoonlijker?! Omdat sommige dichter-minnaars met hun naam, hun initialen of een zinspreuk ondertekenen hoop ik ooit nog eens met hulp van collega’s, de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag en Zuidhollandse archieven erachter te komen wie dat zijn.

     Aan het eind van het album zitten drie beschilderde bladzijden. Op fol. 109r zien we de godin Venus met in haar rechter hand een brandend hart en aan de linker een gevleugelde en boogdragende Cupido.


Aanvankelijk dacht ik dat de persoon links een inboorling was, een Afrikaan van de Goudkust, die om redenen van kuisheid – het is per saldo een meisjesboek – ruggelings was afgebeeld. Dit leek bevestigd door het gegeven dat er in somige liederen afscheid genomen wordt en er over verre reizen wordt gesproken. Maar een kwatrijn op de vorige bladzijde maakt duidelijk dat we links met Pallas Athene te maken hebben en rechts met Juno: de drie godinnen die Paris om zijn oordeel over hun schoonheid vroegen. Hoewel... In feite vroegen zij hem niet wie van hen drieën in zijn ogen de mooiste was, maar trachtten zij hem om te kopen. Wat Venus hem bood, kwam het meest aan Paris’ wensen tegemoet, en dus koos hij voor Venus ... Het begeleidende versje luidt:
Venus Straelen met Cupidos schichten
Doen Pallas dwaelen ende Juno verlichten
De Dry geleerste Philosopen Ick moet v verhalen
Syn in Venus bandt Altsamen gaen faelen
Als ik het goed begrijp – het is mijn tijd (nog) niet – bedoelt de dichter te zeggen dat de invloed van Venus, die zij met Cupido’s pijlen uitoefent, Pallas op een dwaalspoor (van de wijs) bracht – staat zij daarom ruggelings afgebeeld? – en Juno devalueert. Onder invloed van Venus zijn de drie geleerdste filosofen door het behang gegaan.
     De impliciete conclusie is: als de drie geleerdste filosofen onder invloed van de liefde zich als dwazen gedroegen, wat kan mij, eenvoudige minnaar, dan verweten worden? De drie bedoelde ‘philosopen’ zullen de Joodse koning Salomo, de Griek Aristoteles en de Romein Vergilius geweest zijn, die inderdaad lelijk onderuit gingen.

Ook is er een afbeelding van wat ik nu voor een heraldische fantasie houd:


En ten slotte een niet onaardige Venus met on top Cupido:


Wat ik mij afvraag is: hoe origineel of hoe afgezaagd is dit portret? Heeft de schilder deze pose zelf bedacht of overgenomen? En kan het zijn dat de schilder enige gelijkenis in zijn portret verwerkt heeft met Aefgen? Was zoiets gebruikelijk in die dagen, of heeft haar picturale minnaar een standaard voorbeeld gekopieerd?

Onderstaande hand houd ik voor de schilder van de Venus van Giblant. Op de bladzijde die aan het schilderij voorafgaat, schreef hij “Lieft ist fondament“”, wat de zinspreuk is van de Leidse rederijkerskamer De Witte Acoleyen. Na het schilderij schrijft dezelfde hand een lied en ondertekent dat met een vijftal onleesbare initialen / kapitalen, eindigend op “OM“”. Dan volgt “In lieffden bloejende”, wat weer de zinspreuk is van de Amsterdamse rederijkerskamer De Eglentier.
     Deze Venusjanker heeft een ‘duidelijk’ afwijkende hand, tenzij hij tijdens het schrijven geheel en al door Aefgen, zijn hormonen of een paar roemers witte wijn bevangen was. Zijn lied is het meest vrijmoedige in het hele album. Op het eerste gezicht haat je iemand die zo schrijft, maar als je erachter komt wat hij geschreven heeft dan ben je snel bereid hem te vergeven:


Als ik het goed zie, staat er:
V mondelyn root
die waerdichg is vulprysen
v borskens bloot
die doen myn ver jolysen
die die eens tasten mocht
jae doen al wat hem docht
en waer hy halliff doot
hy zou wel weer verrysen
Bijna alle liederen zijn Nederlands, in een Hollands dialect – Giblant ligt in Zuid-Holland – geschreven, maar het album bevat ook enkele Franse chansons. Hier en daar treft men een Latijns citaat of een Latijnse spreuk aan, en op de laatste bladzijde staan zelfs een paar woorden Grieks!

Wat ik mij rond de jaarwisseling heb voorgenomen is een digitale multimediale editie van dit liedboek te maken, een DVD-box met daarin:

– een integrale facsimile van het 129 bladen tellende album,
– een genormaliseerde diplomatische editie,
– een kritische leeseditie, met daaraan toegevoegd de parallelle overlevering, want daaraan kun je zien hoe persoonlijk een lied in een liedalbum is,
– een vertaling van alle teksten in hedendaags Nederlands, met verklarend commentaar,
– de muzieknotatie van alle liederen waarvan dankzij het Repertorium van het Nederlandse lied tot 1600 de melodie achterhaald kan worden, en
– een gezongen uitvoering van alle liederen waarvan de melodie bekend is.

U begrijpt dat ik dit niet allemaal alleen kan en ga doen. Maar zelfs onder het aanstaande Bachelor / Master-regime moet het toch mogelijk zijn een groep studenten te vinden die hieraan mee wil werken. En met hulp van het Meertens Instituut, de UvA, de KB, de DBNL en wie weet nog meer moet dat toch te doen zijn?

* Met dank aan dr. Kees Thomassen (conservator namiddeleeuwse handschriften, KB Den Haag) en Thomas Thijs (Optische Technieken, KB Den Haag) voor hun excellente medewerking.


Date: Thu, 25 Jan 2001 00:56:07 +0100
From: Willem Kuiper <willem.kuiper@hum.uva.nl>
Subject: Col: 0101.26: Column Willem Kuiper, no. 52:
Eer voor goet is myn gemoet

Geen opmerkingen:

Een reactie posten