maandag 1 juli 2013

Neder-L column 24 : Hoe mooi is Ysabele van Endi?


Nadat Walewein zijn oom, koning Artur, beloofd heeft voor hem het Zwevende Schaakspel te bemachtigen is hij via koning Wonder, de bezitter ervan, doorverwezen naar koning Amoraen. Die namelijk is in het bezit van het Zwaard met de Twee Ringen, en tegen dat wapen wil koning Wonder het schaakspel wel ruilen.
     Op de burcht Ravenstene wordt Walewein door koning Amoraen als een wereldberoemdheid ontvangen. Amoraen kent hem nog van toen hij zijn bruid, de dochter van de koning van Ierland, ophaalde en met haar koning Arturs hof bezocht. Helaas, na een decenniumlang gelukkig huwelijk is zijn vrouw overleden. Walewein komt als geroepen.
     “Zeg maar wat ik voor u doen kan,” biedt ‘Der Avonturen Vader’ aan. En dan stelt koning Amoraen Walewein het Zwaard met de Twee Ringen in het vooruitzicht op voorwaarde dat hij voor hem een missie vervult. Walewein hapt niet dadelijk toe, hij vraagt het zwaard eerst te mogen zien. Het zwaard wordt gehaald, maar koning Amoraen durft het niet uit de schede te trekken. Dat is te gevaarlijk. Van de vorige eigenaar weet hij dat het Zwaard met de Twee Ringen spontaan mensen aanvalt en alleen hanteerbaar is door de beste ridder ter wereld.
     “Een klein stukje maar,” vraagt Walewein. En dan gebeurt het wonder: als Amoraen het zwaard een klein stukje uit de schede trekt, springt het er uit eigen beweging uit, gaat voor Walewein staan, en buigt voor hem. Het is duidelijk, als er iemand is die het zwaard verdient dit zwaard te dragen dan is het Walewein.
     “OK,” zegt Walewein, “ik wil het hebben. Zeg maar wat ik doen moet.” Dan vertelt koning Amoraen dat Walewein voor hem prinses Ysabele van Endi moet halen, op wie hij zijn zinnen heeft gezet. Volgens mensen die haar kennen is er geen mooiere of betere (jonk)vrouw. Krijgt hij haar niet dan zal hij zeker sterven.
     Vervolgens komt koning Amoraen met een ‘descriptio’, een beschrijving van haar uiterlijk volgens de regels van de ars poetica (3420-3443):
Nu willic doen bekinnen
Hare scoonhede uut ende uut.
Wit alse die snee heift soe die huut
Ende heet joncfrouwe Ysabele.
Soe hevet mere scoonheden tharen deele
Danne Venus doet, die godinne,
Die ghebod heift over de minne.
Soe es scoonre danne Olympias
Die keyserinne te Rome was.
Soe es scoonre vele sonder sparen
Danne die twalef vrouwen waren,
Die ghescreven zijn te Rome binnen.
Dit waren die .xij. godinnen,
Daer men of telt ende saghet
Ende hare scoonheit achter lande draget
Om lof ende om prijs tontfane.
Soe es vele scoonre, na minen wane,
Danne Ysaude no Elene,
Noch die scone Torabene.
Soe es scoonre vele danne Verghine
Ofte joncfrouwe Barbeline.
Noch Ysaude van Yerlant,
Noch Ysaude metter Witter Hant
Nes niet so scone als Ysabele.
Haar vader is koning Assentijn. Hij heeft haar opgeborgen in het verre Endi, in een kasteel dat oninneembaar is, omgeven door twaalf muren met elk vier keer twintig torens. Tussen elke muur stroomt een rivier. De poorten die van koper en metaal zijn, en met ijzer en staal beslagen, worden bewaakt door vier keer twintig poortwachters. Kortom, daar valt – zoals men hier in de Zaan wel zegt – met geen pet naar te gooien.
     In het hart van Endi verblijft Ysabele in een lusthof waarin allerlei welriekende bomen, bloemen en kruiden groeien. Maar ook is er een holle gouden boom, door mensenhanden gemaakt, met gouden blaadjes en daaraan gouden belletjes, die rinkelen als er met blaasbalgen lucht doorheen geperst wordt, en met gouden vogeltjes die, als er lucht doorheen geblazen wordt, kunnen zingen. Al was je dodelijk gewond, hoorde je die vogeltjes zingen dan was je genezen. Ook is er een bron die zijn water krijgt van een uitlopertje van een rivier uit het Aards Paradijs. Al was je 500 jaar oud, een druppel uit die bron en je bent weer 30!
     De afgelopen maanden heb ik de Walewein weer eens herlezen in combinatie met wat er de afgelopen jaren over deze oorspronkelijke Middelnederlandse Arturroman geschreven is, met name het prachtige boek van mijn Utrechtse collega Bart Besamusca: Walewein, Moriaen en de Ridder metter Mouwen. Intertekstualiteit in drie Middelnederlandse Arturromans. Hilversum [Verloren] 1993. Dit in het kader van een voordracht die ik mocht houden in de serie avondcolleges over middeleeuwse auteurs, gegeven in het P.C.Hoofthuis te Amsterdam.
     Mijn probleemstelling was: hoe verdraagt het moderne intertekstuele denken zich tot het referentiekader van Penninc en Pieter Vostaert, de auteurs van de Walewein, en hun publiek? Wat weten we van hun literaire horizon? Welke teksten kenden zij, en hoe? Van lezen, van horen zeggen?

Wat heeft dat Walewein-publiek van ca. 1250/60/70 zich voorgesteld bij de beschrijving van de schoonheid van Ysabele?
     Haar naam moet het publiek bekend zijn voorgekomen. Misschien heeft men gedacht aan Isabella van Aragon (1243-1271), eerste echtgenote van Philip III, le Hardi (1245-1285), die van 1270 tot 1285 koning van Frankrijk was, en indirect dus ook koning van Vlaanderen. Dankzij mijn romanistieke collega Jelle Koopmans weet ik dat Philip in 1262 met Isabella van Aragon huwde. Als zij in 1271 stierf duurde hun huwelijk (op zijn middeleeuws gerekend) 10 jaar.
     Endi is het land achter Babylonië. Erdoorheen stroomt de Ganges, één van de vier rivieren die ontspringen in het Paradijs. Het is in dit land waar Caym zijn toevlucht zocht toen hij zijn abele broer vermoord had en waar hij de eerste burcht bouwde. [Terzijde, m.i. moeten in de versregels 5948 en 5950 de woorden ‘enden’ en ‘ende’ geïnterpreteerd worden als verbogen vormen van Endi.]
     Hoewel daarover met geen woord gerept wordt, moet Endi een Saracenen rijk zijn en Ysabele een Saraceense prinses. Dit staat echter haaks op de manier waarop de burcht Endi omschreven wordt, namelijk als het hemelse Jeruzalem. Die twaalf muren staan voor de twaalf apostelen, en misschien moeten we bij de vier keer twintig torens aan de vier evangelisten denken. Overigens, twintigtallen zijn volstrekt a-typisch voor de Arturroman, ze komen uit de wereld van de Karelepiek.
     Nogal pikant, de beste ridder ter wereld gaat een Saraceense prinses ontvoeren uit een namaakparadijs dat trekken van het hemelse Jeruzalem vertoont.

Terug naar het vergelijkingsmateriaal. Olympias is nimmer keizerin van Rome geweest, het is de moeder van Alexander de Grote. Mooi was ze zeker. Toen de verdreven Egyptische koning Neptanabus haar zag, was hij niet meer te houden. Hij vermomde zich als een god in de gedaante van een draak en aldus uitgedost besteeg hij haar in de troonzaal ten overstaan van gans het hof. Jacob van M(a)erlant zal deze verwekking van Alexander de Grote zowel in zijn Alexanders Geesten als in de Spiegel historiael tot in details navertellen.
     De twaalf godinnen van Rome kan ik vooralsnog niet duiden. Geen flauw idee wie daarmee bedoeld worden. Zelfs Marco Mostert kon mij niet helpen. Wel heb ik in de Spiegel historiael het exempel gevonden van de keizerin van Rome, die heel erg mooi was, en bij afwezigheid van haar echtgenoot zich tegen de ongewenste intimiteiten van haar zwager beschermde door hem in een hoge toren op te sluiten.
     Ysaude en Elene leveren weinig problemen op. Ysaude kan moeilijk anders geduid worden dan als Ysaude van Ierland, het meisje dat koning Marc van Cornwall begeerde en dat voor hem door Tristan opgehaald werd. Helaas voor allen worden Tristan en Ysaude onderweg verliefd op elkaar, evenals Walewein en Ysabele.
     Elene is Helena van Sparta, de echtgenote van koning Menelaos, die door de Trojaanse prins Paris ontvoerd werd. Zij was de beloning voor Paris’ oordeel: Venus als mooiste onder de godinnen.
     Wie Torabene is – mogelijk Corabene, de ‘c’ en de ‘t’ zijn in het middeleeuwse schrift (te) vaak niet van elkaar te onderscheiden – en waar zij vandaan komt? Ik weet het niet. Het suffix -bene doet denken aan ‘bien’, ‘cora’ aan ‘core’ dat is lopen. Als je het mij vraagt is het een paardennaam: Goede Loper?
     Voor Verghine geldt hetzelfde. Onvindbaar. Ook als je weet dat ‘ver’ hetzelfde is als ‘vrouwe’. Het is verleidelijk aan de Chastelaine de Vergi te denken, maar was die toen al bekend? De Middelnederlandse (Brabantse) vertaling in het Hulthemse handschrift is gedateerd 1325. De Vlaamse versie in de Gentse fragmenten zal ouder zijn. Maar hoe oud? Hoe dan ook, in de Oudfranse Chastelaine de Vergi (ca. 1240 volgens de Utrechtse romanist René Stuip) wordt de borchgravinne niet als een exemplarische schoonheid beschreven.
     Jonkvrouw Barbeline stelt ons ook voor raadsels. Deze middeleeuwse Barbie kan niet teruggevonden worden in de repertoria. Is haar naam een afleiding van Barbara? In de Legenda Aurea komt in de toegevoegde legenden die van de heilige Barbara voor. Ten tijde van keizer Maximianus leefde er een zeer vermogend edelman in Nicomedia, Dioscorus geheten. Deze had een dochter Barbara die ongelooflijk mooi was en daarom sloot hij haar op in een heel hoge toren. Of hebben wij te maken met een afleiding van ‘barbe’: Jonkvrouw Baardje!?
     Het meest concreet zijn de verwijzingen naar Ysaude van Ierland en Ysaude met de Witte Handen. Deze lijken direct ontleend aan de roman van Tristan en Isolde. Ysaude is dezelfde als de hierboven genoemde Ysaude, de jonkvrouw die koning Marc begeerde, maar die de minnares van diens neef Tristan werd. Ysaude met de Witte Handen is de vrouw die Tristan huwt nadat hij zich vrijwillig in ballingschap begeven heeft naar Bretagne. Maar waarom de herhaling? Wist Penninc niet dat Ysaude dezelfde was als Ysaude van Ierland?

Zetten we alles wat we van Ysabele weten op een rijtje dan is er mijns inziens maar een conclusie: de klok horen luiden. Penninc, de eerste Walewein-auteur is met een groot bord langs het buffet van de middeleeuwse literatuur gelopen en heeft daar allerlei lekkere hapjes uitgezocht.
     Wij, literair-historici, kunnen in een aantal gevallen dankzij tekstedities en repertoria de herkomst van die lekkere hapjes traceren, en dat is buitengewoon belangrijk voor onze kennis van het literair bedrijf in de middeleeuwse Nederlanden. Maar dat het publiek al luisterend – een niet te onderschatten inspanning – deze soms wel, vaak niet en meestal half kloppende referenties aan andere teksten in een andere taal en uit een ander milieu intertekstueel kon begrijpen, wil er bij mij niet in.

Ik zal niet zo ver gaan te beweren dat de Oudfranse Arturromans zich tot de Middelnederlandse verhouden als Jacques Brel tot André Hazes, maar u begrijpt waar ik heen wil. M.i. is de Walewein geen roman voor het Vlaamse hof, geen spiegel van hoofsheid, geen literaire reactie op het negatieve Walewein-beeld in de Oudfranse Lancelot en Prose, maar een superieure kasteelroman, geschreven voor een overwegend jeugdig, stedelijk, semi-aristocratisch, patricisch publiek, dat letterkundig nauwelijks onderlegd was, onder het motto: beter goed gejat dan slecht geïmiteerd. Zo luidde ook de titel van mijn voordracht, en niemand in de zaal die wist dat ik die titel van Heintje Simons ‘geleend’ had.


Date: Sun, 24 Mar 1996 21:37:56 +0100 (MET)
From: Willem Kuiper <Willem.Kuiper@let.UVA.NL>
Subject: Col: 9603.13: Column Willem Kuiper, no. 24:
Hoe mooi is Ysabele van Endi?


Geen opmerkingen:

Een reactie posten