De burcht van Lusignan, waar ik het vorige keer over had, is niet het enige woning waar een vloek op rust. Elk huisje heeft zijn kruisje. Het mijne is lekkage. Als de wind uit het zuidwesten waait – en dat gebeurt nog wel eens – met een kracht van zes op de schaal van Beaufort – en dat gebeurt nog wel eens – dan kunnen wij de dweilen spreiden en de emmers in het gelid zitten. Natuurlijk heb ik er naar laten kijken, door wie maar wilde, maar tot voor anderhalve week geleden vond niemand het gat. Sterker nog, op de Bloemgracht alhier woont ene mevrouw Bakker, in de tachtig, dochter van de man die het huis liet bouwen. Ze heeft er als kind in gewoond en kan zich het huis niet zonder lekkage herinneren ...
Dit schrijf ik in de achterkamer, waar ik een tijdelijk onderkomen heb gevonden. In de gang ligt plastic folie. De voorkamer en mijn werkkamer liggen open en zijn afgedekt met zeildoek. Mijn telefoonkabel is per ongeluk doorgezaagd – ik ben in jaren niet zo weinig opgebeld.
En dat terwijl er zo veel dingen gebeuren die erom schreeuwen in een middeleeuws perspectief geplaatst te worden.
Dat Haagse voetballersfeestje bijvoorbeeld, die jongens die zich in watten gehuld hadden omdat de trainer hen ‘watjes’ genoemd had. En die lolbroek die daar zo nodig een aansteker bij moest houden. De andere watjes trachtten het vuur te blussen, maar staken daardoor zichzelf in de brand. Uiteindelijk zijn ze in een sloot gesprongen en kwamen er zo met slechts lichte brandwonden vanaf.
Ik herinner mij een gelijksoortig voorval uit de kroniek van Jean Froissart (1337-1410), het beruchte Bal des Ardents (28 januari 1393): ter gelegenheid van het (derde) huwelijk van een hofdame (haar eerste twee mannen legden het loodje) van de koningin van Frankrijk werd er een feestje gebouwd waarbij het er ruig aan toe ging. Hoogtepunt was een dans van ‘wildemannen’. Zes hoogadellijke haantjes, waaronder koning Charles (1368-1422) hadden zich onherkenbaar vermomd met haar en bladeren na zich met pek en was te hebben ingesmeerd. Hun dans schijnt nogal uitdagend en expliciet richting het vrouwvolk te zijn geweest. Dat hun ‘waanzinnig’ optreden brandgevaarlijk was, daarvan waren zij zich bewust, en er was van te voren verboden tijdens hun optreden met fakkels heen en weer te lopen. Wat toch gebeurde. Of het nu nieuwsgierigheid was, opzet of domme pech, niemand weet het, maar in een oogwenk stonden de zes in lichterlaaie. Eén van de dames, de vijftienjarige hertogin van Berry bezat de tegenwoordigheid van geest haar overkleed over de koning heen te gooien, die zij, ik vermoed aan zijn stem, herkende. Anderen die te hulp snelden liepen lelijke brandwonden op. Een van de dansers overleed ter plekke, twee stierven twee dagen later, nummer vier de derde dag. Nummer zes sprong in een wijnkoeler en slaagde er zo in de vlammen te doven.
En dan die affaire met die IVF-tweeling van wie de ene blank en de ander zwart was. Niets nieuws onder de zon. Elke middeleeuwer kent het verhaal van dat blanke echtpaar dat een zwarte zoon kreeg. De ‘vader’ was in alle staten, de moeder echter bleef volhouden dat zij geen andere man bekend had dan haar echtgenoot. Uiteindelijk werd de arts Hippokrates erbij gehaald, de beroemdste geneesheer van zijn tijd. Deze vroeg gebracht te worden naar de plek waar het kind verwekt was. Het echtelijk slaapvertrek bleek met muurschilderingen opgevrolijkt te zijn. Op een van die schilderingen was een welgeschapen neger te zien. Met zijn vinger naar de grote zwarte man priemend baste Hippokrates: “Daaraan dacht u toen u ontving!”
Mijn teerbeminde wordt er bij tijd en wijle doodmoe van. Er kan niets gebeuren of: daar heb je hem weer.
Date: Wed, 21 Jun 1995 10:22:04 +0200 (MET DST)
From: Willem Kuiper <Willem.Kuiper@let.UVA.NL>
Subject: Col: 9505.16: Column Willem Kuiper, no. 18:
Tijdens de verbouwing gaat de verkoop door
Geen opmerkingen:
Een reactie posten