maandag 1 juli 2013

Neder-L column 37 : Een geluk bij een ongeluk


Tot groot ongenoegen van mijn teerbeminde luister ik graag en vaak naar Radio 1, de nieuws- en sportzender. Tot 18:00 wordt dit gedoogd, daarna gaat hij om of uit.
     Mijn nieuwsgaring vindt voornamelijk via de radio plaats. Dat is zo in de loop der jaren gegroeid. Luisterend naar de radio is het gemakkelijker twee dingen tegelijk te doen dan lezend in de krant of kijkend naar de televisie.
     Afgelopen zaterdagmiddag werd mij tijdens de lunch het nieuws bericht dat het RPF-kamerlid Leen van Dijke een proces aan de broek gekregen had, omdat hij twee jaar geleden in de Nieuwe Revu gezegd zou hebben dat de praktizerende homoseksuele medemens erger dan een dief is, en dat er voor hem/n dus geen plaats is in het Koninkrijk Gods.
     Grappig, dacht ik, ‘erger dan een dief’, dat is namelijk een middeleeuwse uitdrukking: Ferguut, vs. 1365.
     Gelukkig bleef het niet bij het bericht, de voorman werd om commentaar gevraagd en ontkende niet. Hij had het inderdaad gezegd, maar het waren niet zijn eigen woorden: het was Gods woord, want hij had niets anders gedaan dan de Schrift citeren. Dat was zijn grondwettelijk recht op godsdienstvrijheid.
     Dankzij de herhaling, die door Radio 1 niet geschuwd wordt, kwam ik – verloren zoon van de moederkerk  erachter dat de uitspraak gebaseerd was op I Korintiërs 6: 10-11.

Gedurende de Middeleeuwen kon de homoseksuele medemens op weinig begrip rekenen. In het gunstigste geval werd hij geïdentificeerd met de tijd dat het Romeinse Rijk nog niet gekerstend was, een tijdvak dat door de christenen graag werd afgeschilderd als een bodemloze poel van ontucht.
     Het fenomeen werd als volgt verklaard: De baarmoeder bevat zeven posities waar een kind gedragen kan worden, drie rechts, drie links en één in het midden. Jongens zaten rechts, meisjes links en de hermafrodiet in het midden. Welnu, wanneer een jongen – mogelijk door het toeval, maar waarschijnlijker door een ongeoorloofde houding tijdens de conceptie  links gedragen werd, dan kon dat tot gevolg hebben dat de jongen ‘verwijfd’ werd.
     Een minder onschuldige verklaring vindt zijn voedingsbodem in de zwarte magie. Daarin wordt alles tegendraads en omgekeerd gedaan. Bewust en expres. De satansleerling volgt zijn meester door – contra naturam  dwars tegen de door God geschapen orde in te gaan. En daarom pleegt hij sodomie: om uit loyaliteit aan zijn heer, de duivel, de God die hij heeft afgezworen te beledigen en te kwetsen.
     Binnen deze visie is de omgang met hetzelfde geslacht geen kwestie van seksuele geaardheid maar van hoogverraad jegens de Schepper. En wie zich daaraan schuldig maakt, is erger dan een dief.

Voor mensen als Van Dijke is ‘de’ bijbel de Statenvertaling, de in 1637 opgeleverde vertaling van de canonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament. Taal en spelling zijn in de loop der jaren enigszins aangepast, en de Oudhollandse ‘gotische’ drukletter heeft plaats moeten maken voor de Romein, maar verder is er niet zo veel veranderd.
     Met die Statenvertaling kom je niet ver in de Middeleeuwen. Wij doen het met de Vulgaat, de omstreeks het jaar 380 herziene Latijnse bijbelvertaling van Hiëronymus. Vóór Hiëronymus was er ook al een Latijnse vertaling, maar die muntte niet uit door acribie, vandaar dat Hiëronymus die Grieks en Hebreeuws kende, zich aan een kritische herziening zette. Helaas waren sommige teksten en boeken al zo vertrouwd geworden dat ze een magische klank verkregen hadden en dus niet meer veranderd konden en mochten worden. Net zoals Van Dijke over de ‘Here’ spreekt en niet over de Heer.

De passage waar het allemaal om draait, luidt in de vertaling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap – die ook de voor ons mediëvisten zo belangrijke apocriefe boeken bevat  en met een licht afwijkende regelnummering:
Of weet gij niet, dat onrechtvaardigen het Koninkrijk Gods niet beërven zullen? Dwaalt niet! Hoereerders, afgodendienaars, overspelers, schandjongens, knapenschenders, dieven, geldgierigen, dronkaards, lasteraars of oplichters, zullen het Koninkrijk Gods niet beërven. (I Corinthiërs 6: 9-10.)
Uit pure niewsgierigheid heb ik de bewuste passage even opgezocht in de Middelnederlandse bijbelvertaling van 1360.
Ochte en wetti niet, want de scalke en selen trike Gods niet besitten? En wilt niet dolen, want noch oncuusscheren noch die den afgoden dienen noch overspelderen noch de moruwe noch die met mannen oncuusscheit doen, noch dieve noch vrecke noch dronkene noch quaet sprekeren noch roeveren en selen trike Gods niet besitten. (Ed. C.C. de Bruin, Ad Corinthios I, 6: 9-10.)
Hier viel ik over ‘moruwe’ – ons ‘murw’  sinds wanneer betekent dat ‘schandjongens’? Even kijken wat mijn Biblia Vulgata leest. Onder het kopje ‘Fornicatio omnino fugienda’  ontucht c.q. onkuisheid moet totaal gemeden worden  lees ik:
An nescitis quia iniqui regnum Dei non possidebunt? (Weten jullie dan niet dat de onrechtvaardigen het Koninkrijk van God niet zullen bezitten?) Nolite errare: neque fornicarii, neque idolis servientes, neque adulteri, neque molles, neque masculorum concubitores, neque fures, neque avari, neque ebriosi, neque maledici, neque rapaces regnum Dei possidebunt. (Dwaal niet, want ontuchtigen, noch afgoden(beelden)dienaren, noch echtbrekers, noch ‘zachten’, noch bijslapers van mannen, noch dieven, noch hebzuchtigen, noch dronkaards, noch kwaadsprekers, noch rovers zullen het Koninkrijk Gods bezitten.)
Volgens Muller-Renkema (klassiek Latijns woordenboek) kan ‘mollis’ – ons ‘mollig’  indien van toepassing op homines de ongunstige betekenis ‘wekelijk’ of ‘verwijfd’ hebben. Het Mittellateinisches Glossar van Habel-Gröbel geeft: Wollüstling.
  Het is inmiddels duidelijk dat de apostel Paulus – want díens woord is het  hier twee categorieën homoseksuelen onderscheidt: diegenen die de rol van de vrouw spelen (de molles  moruwe) en de bijslapers van mannen (de concubitores masculorum  die met mannen oncuusscheit doen).
  En wat geeft Verdam (1845-1919) in zijn fameuze Middelnederlandsch Woordenboek? Kent hij deze plaats, vermeldt hij hem en hoe interpreteert hij? In deel 4, de kolommen 1970-1971 onderscheidt hij ‘morwe’ in combinatie met A zaken en B personen, daarbij vindplaatsen gevend – deze niet  onder de betekenissen: week, teder, zwak, krachteloos, niet bestand tegen ontbering en inspanning, zacht gestemd, weekhartig, gevoelig, murw, overgevoelig en sentimenteel. Niets dat naar onder de gordel verwijst.

Had Leen van Dijke zijn geruchtmakende uitspraak niet gedaan, ik zou deze aanvulling op het Middelnederlandsch Woordenboek niet hebben kunnen geven. Hij is dus toch nog ergens goed voor geweest.


Date: Tue, 24 Mar 1998 01:10:19 +0100
From: Willem Kuiper <Willem.Kuiper@let.uva.nl>
Subject: Col: 9803.20: Column Willem Kuiper, no. 37:
Een geluk bij een ongeluk

Geen opmerkingen:

Een reactie posten