maandag 1 juli 2013

Neder-L column 34 : Zo vast als een huis


Tot de passages in Geoffroy van Monmouths Historia regum Brittannie (ca. 1135) die mij levendig voor de geest staan, behoort die waarin beschreven wordt hoe koning Vortigern een toren (burcht) laat bouwen. Dat zat namelijk zo.
     Door de teloorgang van het Romeinse Rijk was ook het koninkrijk (Groot) Brittannie in de versukkeling geraakt en zo een potentiele prooi geworden voor agressieve nabuurvolken. Krijgsheer Vortigern maakte van de situatie gebruik door zich middels moord en intriges en later zelfs met behulp van Saksische immigranten wederrechtelijk de kroon toe te eigenen. Maar nog voor hij aan het gewicht ervan gewend was, pleegden de Saksische immigranten een staatsgreep en moest Vortigern een goed heenkomen zoeken in het onherbergzame Wales. Een nare bijkomstigheid was dat ondertussen ook zijn eigen mensen zijn bloed wel konden drinken, omdat hij gemene zaak met de vreemdelingen gemaakt had. Goede raad was duur. Uiteindelijk adviseerden zijn magiërs hem een toren te bouwen, groot en sterk genoeg om daarin veilig te zijn voor alle aanvallen. Nu nog een geschikte lokatie gevonden. De landkaart erbij gehaald en na veel plussen en minnen wordt gekozen voor de berg Erith. Bouwvakkers werden aangetrokken, bouwmateriaal aangevoerd en energiek gaat men van start.
     Opschieten deed het echter voor geen meter. Wat de ene dag gebouwd werd, was de volgende dag verdwenen. Het kwam erop neer dat je geen twee stenen op elkaar kon leggen of de onderste steen zakte weg in de bodem.

Dit fenomeen is mij uit eigen ervaring bekend. De Zaanstreek, waarin ik opgroeide en nog altijd woon, is in wezen een groot veenmoeras. Duizenden jaren lang had de zee hier vrij toegang, zowel via de voordeur – de Noordzee  als via de achterdeur  de Zuiderzee. Het hing ervan af uit welke hoek de wind waaide. Bij mooi meer en laag tij viel het waterland droog en gingen de planten, struiken en bomen weer gewoon door met groeien, aldus een veenlaag genererend die gelijk opging met de langzaam stijgende zeespiegel.
     In de loop van de dertiende eeuw zal er een begin gemaakt zijn met de ontginning van deze veenmoerassen boven het IJ. Dat ging volgens een beproefde methode die men ontwikkeld had met de ontginning van het Amstelland. Men sloot de ingang naar grote oppervlaktewateren af door middel van een dam en maakte afwateringen. Hier werd de Zaan de voornaamste (noord-zuid)afwatering, zuidelijk van het IJ afgescheiden door de Zaandam, noordelijk van het Sternmeer door de Knollendam. Bij noordwestenwind ging de Knollendam dicht en de Zaandam open – dan kon het overtollige water geloosd worden  en bij zuidwestenwind ging de Zaandam dicht en de Knollendam open. Achter de Zaandijk  ook wel ‘de lage dijk’ geheten in tegenstelling tot de zeedijk die men ‘de hoge dijk’ noemde  lag ‘het veld’, een mozaiek van kleine langwerpige eilandjes die als het ware in het water dreven, af en toe doorsneden door een kolksloot die met een valdeur (sluis) op de Zaan kon lozen. Het gebied was enkel en alleen toegankelijk met een platbodem als de Oostzaander jol.
     Na de dijken kwamen de huizen en de molens. In verband met de dominante zuidwestenwind bouwde men de huizen aan de westzijde en de molens aan de oostzijde van de Zaan. De huizen en molens werden als een lint langs en tegen de Zaandijk aangebouwd. Wat later ging men ‘padjes’ aanleggen die haaks op de dijk stonden. Aanvankelijk bouwde men met uitsluitend hout, maar in de loop van de zeventiende eeuw ging men ook steen in de huizen verwerken. Dat gaf ogenblikkelijk problemen, vergelijkbaar met die van koning Vortigern. Als je er niet in slaagde je smuiger (haard) te funderen dan zakte hij met huis en al rechtstandig in de modder.
     Fundeerde men elders (ook) met huiden om meer draagkracht te krijgen, hier was heien de gebruikelijke methode om vaste grond onder de voeten te krijgen. Nou ja, vaste grond, zo diep kon men niet heien. De Noordzee had in de oertijd weliswaar wat zand afgezet, maar dat zand lag op minstens zeven meter beneden het maaiveld. Pijnbomen groeiden hier niet, essen wel, al weet ik niet of die als heipaal geschikt waren – wel weet ik dat ze gedurende de Middeleeuwen als hout voor ‘speren’ (lansen) gebruikt werden. Gebruikelijk was het in bosjes bij elkaar heien van relatief frêle stammetjes en daarop een bakstenen ‘pinant’ te metselen waarop de balken van het gebouw rustte. Dat heette ‘op de kleef’. De palen zogen zich vast in de modder en zolang de paalkop onder het grondwater stond, kon hij niet rotten. Zaak was niet zwaarder te belasten dan de kleefkracht van de prut.
     Het Konijnenpad waaraan ik woon is een oud padje; het oudste huisje dateert nog uit de Gouden Eeuw. Alle bestaande bebouwing staat scheef. Dat hoort zo. Maar je hebt scheef en scheef. Als je – zoals in het huisje van opoe  een borrel maar voor de helft kunt inschenken omdat hij anders overloopt, dan spreken wij van ‘puur skeef’.
     Ophogen is hier even noodzakelijk als zinloos, het blijft zakken – centimeters per jaar, jaar in jaar uit. Moeder aarde is hier onverzadigbaar.
     Vroeger stond mijn huis (ca. AD 1880) temidden van kleine huisjes die een soort hofje vormden. Stenen voorgeveltje tot goothoogte, daarboven en de rest hout. Toen ik hier in 1976 kwam wonen stonden ze er nog. Ik heb ze langzaam maar zeker zien wegzakken. Toen ze onder het rioolniveau kwamen te liggen, zijn ze gesloopt.

De afgelopen jaren lijken de huizen wel harder te zakken dan ooit. Dat kan door het zware verkeer komen, dit was immers tot voor een paar jaar een industriegebied. Waarschijnlijker, maar onbewijsbaar is de verlaging van het grondwaterpeil. Voor de aanleg van het diepriool en andere grootschalige bouwwerken heeft men het gemaal wat harder laten werken. De gevolgen daarvan – de paalkoppen boven het grondwater en inklinking van de grond  zijn voor sommige huizen desastreus.
     Deze week is mij verteld dat mijn huis dat nu ‘slechts’ slagzij maakt op ?-termijn zal kapseizen. Een sonderingsrapport heeft aan het licht gebracht dat de grond onder het huis onvoldoende draagkracht bezit. Pas op veertien meter is er zand genoeg om een paal op te zetten. Iets verderop wordt in het kader van het Zaanoeverproject prestigieuze nieuwbouw gezet, hoog- en laagbouw. Daar sloegen ze standaard palen van vijfentwintig en langs de waterkant palen van vijfendertig meter. Mijn paaltjes zullen niet langer dan een meter of zeven zijn.

Koning Vortigern raadpleegde opnieuw zijn magiërs. Die keken in de sterren maar zagen niet wat de oorzaak van de verzakking was. Wel zagen zij dat er een kind geboren was dat geen natuurlijke vader had, en dat dit kind hen aan de galg zou brengen. Daarop rapporteerden zij dat de koning dit kind moest laten doden en zijn bloed mengen met de mortel. Dan zou het verzakken ophouden. De jongen wordt gevonden – het is de (latere) tovenaar Merlijn  en hij weet wél wat de oorzaak van de verzakking is: onder de bewuste plek is een onderaards meer. Als dat wordt drooggemalen zal men twee holle stenen vinden waarin twee draken slapen. De uitkomst van het gevecht tussen die twee draken zal bepalend voor de toekomst zijn.

Zelf heb ik een funderingsbedrijf in de arm genomen. Die hebben mij verteld dat er rondom mijn huis een gracht van 1,60 meter breed zal worden gegraven. Daarin worden trillingsvrij palen gepulst, waaraan het huis met stalen balken zal worden vastgemaakt. Daarna kunnen zij het huis in elke gewenste stand en hoek zetten. Duurt twee maanden. Gerekend moet worden op een derde maand om alles er weer uit te laten zien alsof er niets gebeurd is.


Selectieve literatuuropgave:

– A. van Braam, Zaandam in de Middeleeuwen. Hilversum [Verloren] 1993. Historische Vereniging Holland.
Het Kasteel van Amstel burcht of bruggehoofd? Bijdragen over de dertiende-eeuwse funderings- en muurfragmenten aan de Amstelmonding. Amsterdam [Stadsuitgeverij] 1995.
– H. Janse, Houten huizen. Een unieke bouwwijze in Noord-Holland. Zaltbommel [Europese Bibliotheek] 1986.
– S. de Jong, Zaans bouwkundig alfabet. Wormerveer [Stichting Uitgeverij Noord-Holland] 1991


P.S. Nadat koning Vortigern Merlijns raad had opgevolgd en gezien had dat die juist was, hield het verzakken op. Baten mocht het echter niet. Nadat hij zijn onneembare burcht betrokken had vloog die in brand en kwam hij alsnog om.



Date: Tue, 09 Sep 1997 10:14:05 +0200
From: Willem Kuiper <Willem.Kuiper@Let.UvA.NL>
Subject: Column Willem Kuiper, no. 34:
Zo vast als een huis

Geen opmerkingen:

Een reactie posten